Recent was ik in de bibliotheek en viste ik vantussen de boeken van mijn favoriete auteurs een boek. Het had een gatlelijke kaft en een al even stomme titel. Maar hé, het was Shusterman, dus het zou wel goed zijn, toch? En ik nam het mee.
Het boek is intussen uit en het was effectief een goed boek. Zoals Shusterman dat kan, nam het verhaal een wending die ik niet zag aankomen en hield het me (bijna) vanaf het prille begin in zijn greep.
Toch zette het me aan het denken. Ik had het boek enkel een kans gegeven omdat het van de hand van Shusterman was. Mocht het een boek van een onbekende auteur geweest zijn, had ik het met zo'n bedroevende cover en titel meteen weer in de kast gezet. Na het lezen van het verhaal begrijp ik misschien zelfs de keuze voor zo'n kleurloze cover, maar ook daar kom je enkel mee weg als bekende auteur.
Dat is een beetje het lot van alle startende schrijvers. Bij onze boeken moet alles perfect zijn: de cover, de titel, de tekst op de achterflap. Anders dreigt ons werk in het hoekje der verdoemenis te belanden met een dikke laag stof er op. Soms vraag ik me af: hoe zou dat voelen? Wetende dat je boek sowieso gelezen zal worden, zelfs als het een gatlelijke cover heeft? Of zoals Suzanne Collins sociale media de rug toekeren, simpelweg omdat je het niet (meer) nodig hebt? Ik vermoed dat je dan weer andere beren op je weg hebt, waar ik nu niet bij stilsta. De druk dat de volgende weer nét zo goed moet zijn als de vorige bijvoorbeeld.
Let op: dit is geen pleidooi voor gatlelijke covers. Ik hou van de prachtige covers van mijn (en andere) boeken. Het bepaalt ook de plaats die een boek na het lezen in de kast krijgt. Het oog wil immers ook wat. Dit relaas is slechts bedoeld als een herinnering, niet in het minst voor mezelf, dat we een verhaal - of een schrijver - niet altijd mogen beoordelen op de cover.